When referring to the noun, 'dress' means 'jurk'.
When referring to the verb:
Dress = (aan)kleden
I dress = Ik kleed (me aan)
He/she dresses = Hij/zij kleedt (zich aan)
You dress (singular) = Jij kleedt (je aan)
You dress (plural) = Jullie kleden (je aan)
We dress = Wij kleden (ons aan)
They dress = Zij kleden (zich aan)
"Jij kleed je raar" or "Jij bent raar gekleed" means "You dress funny" in Dutch.
You can dress as Dorothy from The Wizard of Oz. You can dress as a Dutch girl or a detective.
In Dutch you say "interieur" or "inwendig".
In Dutch, "Larissa" is pronounced as "luh-RISS-uh".
"Ezechiël" is how you say "Ezekiel" in Dutch.
ah in dutch
Groot But the g is hard to say if you're not dutch..
'stripes' is in Dutch 'strepen' and 'stripe' is in Dutch 'streep'.
zeggen waar de is the word for say where. This is the translation from English to Dutch.
'diamonds' are in Dutch 'diamanten'.
"Hair" is in Dutch "haar".
'hug' is 'knuffel' in Dutch